ARBITRAAL VONNIS IN KORT GEDING
In de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [leverancier], gevestigd te [plaats],
eiseres,
gemachtigde [gemachtigde leverancier]
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [klant], gevestigd te [plaats],
gedaagde,
gemachtigde [gemachtigde klant],
hebben de arbiters
[arbiter 1], wonende te [woonplaats], [arbiter 2], wonende te [woonplaats], [arbiter 3], wonende te [woonplaats],
het navolgende vonnis in kort geding gewezen.
Het verloop van de procedure
1.1 Eiseres - hieronder mede aan te duiden als [leverancier] - heeft d.d. 20 november 1997 een inleidend verzoek tot een arbitraal kort geding ingediend bij de Stichting Geschillenoplossing Automatisering te Wassenaar. Bij dit inleidende verzoek zijn drie producties gevoegd, welke voor wat betreft de producties 1 en 3 uit een groot aantal onderdelen bestaan.
1.2 Naar aanleiding van bovengenoemd verzoek heeft het bestuur van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering de arbiters benoemd, die hun op dracht schriftelijk hebben aanvaard.
1.3 Gedaagde - hierna mede aan te duiden als [klant]- heeft een verweer - schrift ingediend, waarbij een viertal genummerde producties is overlegd, die voor wat betreft de producties 1, 3 en 4 diverse onderdelen bevatten.
1.4 Op 4 december 1997 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij was [leverancier] vertegenwoordigd door haar gemachtigde alsmede door [A], directeur van [leverancier], [B], projectmanager in dienst van [leverancier], en [C], als controller werkzaam voor [leverancier]. Van de zijde van [klant] waren ter zitting aanwezig: haar gemachtigde, [K], directeur van eiseres, [L], systeembeheerder in dienst van [klant], en [X], als advocaat werkzaam ten kantore van de gemachtigde van [klant]. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben beide partijen nog producties in het geding gebracht.
1.5 Tijdens de mondelinge behandeling op 4 december 1997 hebben de raadslieden van beide partijen verwezen naar de vonnissen, die zijn gewezen in een eerder kort geding tussen dezelfde partijen, dat is gevoerd voor eveneens door het bestuur van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering benoemde
arbiters. Zij hebben ermee ingestemd, dat de in bedoelde procedure overgelegde stukken alsmede de daarin gewezen vonnissen d.d.
De eis van [leverancier] en het antwoord van [klant]
2.1 [Leverancier] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [klant] te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het te dezen te wijzen arbitrale vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [leverancier] te voldoen het saldo van de openstaande facturen, in totaal een bedrag van Hfl. 204.966,76, te vermeerderen met de daarover verschuldigde contractuele
rente, tot aan de dag van het inleidend verzoek begroot op Hfl. 68.184,75, alsmede de contractueel verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten ad Hfl.
2.2 [Klant] heeft geantwoord [leverancier] in haar vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend danwel niet of onvoldoende weersproken c.q. op grond van de niet betwiste inhoud van de overgelegde producties staat tussen partijen ten processe het volgende vast.
3.1 Tussen partijen zijn op
3.2 De uitvoering van deze overeenkomsten is tussen partijen niet bepaald glad verlopen. In het eerdere tussen partijen gewezen arbitrale vonnis d.d.
3.3 In de eerdere procedure tussen partijen betrof de voornaamste vordering van [klant] het door [leverancier] hervatten van de werkzaamheden aan het in de overeenkomsten tussen partijen bedoelde computersysteem en het herstellen van een groot aantal fouten, zodat het systeem uiteindelijk naar behoren zou functioneren. [Leverancier] weigerde deze werkzaamheden uit te voeren voornamelijk omdat [klant] de betaling van een groot aantal facturen had opgeschort.
3.4 Ter uitvoering van het arbitrale tussenvonnis d.d.
beantwoord of de fouten danwel problemen binnen daartoe vastgestelde termijnen zijn hersteld (b) en of de herstelde foutmeldingen c.q. aangevulde functionaliteiten op de juiste wijze zijn getest in de configuratie van [klant] (c).
3.5 Op basis van het uitgebreide deskundigenonderzoek hebben de arbiters vastgesteld, dat het opgeleverde systeem thans als zodanig in acceptabele vorm functioneert. In het eindvonnis d.d.
3.6 De onderhavige procedure is een voortzetting van het in de eerder genoemde vonnissen behandelde geschil, waarin geen uitspraak is gedaan over:
- de prijsstelling van 37 meerwerkpunten, die door [Z] als wensen zijn gekwalificeerd, en waarvoor [leverancier] een prijsopgave dient te maken wanneer [klant] zich expliciet over de wenselijkheid van deze punten heeft uitgelaten (vgl. paragraaf 4 van het vonnis d.d.
- de ten gunste van [leverancier] openstaande bedragen (vgl. paragraaf 8 van het vonnis d.d.
De stellingen van [leverancier]
4.1 [Leverancier] baseert haar hoofdvordering op de bovengenoemde tussen partijen vaststaande feiten en voorts op de stelling, dat [klant] een groot aantal facturen tot een bedrag van f 204.966,76 (ex BTW) onbetaald laat. Op grond van art. 2.2 van de toepasselijke
Het verweer van [klant]
5.1 De facturen waarop de vordering van [leverancier] betrekking heeft, worden betwist, omdat de noodzakelijke specificatie niet is ontvangen en/of de bij de facturen behorende werkbonnen niet door [klant] voor akkoord zijn ondertekend danwel onleesbaar waren.
5.2 Nu het in casu gaat om een betwiste geldvordering met betrekking tot facturen uit 1994, 1995 en 1996, terwijl er wel deelbetalingen hebben plaatsgevonden, is er geen sprake van een spoedeisend belang dat een kort geding procedure rechtvaardigt.
De ontvankelijkheidsvraag
De vordering van [leverancier] betreft een aanzienlijk bedrag, dat zij claimt naar aanleiding van voor een groot deel oude facturen, waarvan de betalingstermijn reeds lang is verstreken. Deze facturen zijn niet eerder expliciet en specifiek bestreden zodat - nu de hoofdmoot van de werkzaamheden waarop deze facturen betrekking hebben thans volgens de conclusie van de deskundige [Z] (vgl. het vonnis d.d.
voorlopige voorziening kan worden doorbroken. Het onderhavige kort geding is daartoe een adequaat middel.
De relatie van partijen
7.1 Voor een juiste beoordeling van het onderhavige geschil wijzen arbiters naar het citaat uit het rapport van [Z], dat in paragraaf 5. 1 van het vonnis d.d.
“Zoals in veel mislukte projecten ligt een belangrijke oorzaak in de manier waarop de opdrachtgever en opdrachtnemer met elkaar omgaan. De handelswijze van [klant] ([klant]) jegens [leverancier] heeft de voortgang van het project belemmerd door extreme stellingnamen omtrent de door [klant] ([klant]) verlangde functionaliteit van het standaardpakket, het overdrijven van de aard en omvang van fouten, het
“Niettemin is het systeem thans geruime tijd in gebruik bij [klant] ([klant]) en is er sprake van een min of meer normale exploitatie van de automatisering, zij het dat de relatie tussen tot elkaar veroordeelde partijen vergaand verstoord is. De deskundige is van mening, dat partijen de strijdbijl dienen te begraven, een afspraak dienen te maken over de (financiële) afwikkeling van het project en zich verder dienen te concentreren op de verbetering van de informatievoorziening in het kader van een normale contractuele onderhoudssituatie.”
7.2 Met het oog op een beslissing over de betaling van openstaande facturen is bovendien het hiernavolgende gedeelte uit paragraaf 5.2 van het vonnis d.d.
“Partijen zullen nu samen verder moeten op basis van de onderhoudsovereenkomst en de openstaande facturen, die betrekking hebben op de werkzaamheden die vóór of in het kader van de door de deskundige aangegeven acties zijn uitgevoerd, zullen moeten worden betaald vooral ook omdat de toepasselijke
Hierbij geldt, dat de als programma/datafout (DIP), functionele omissie (F) en systeem/hardwarefout (S) aangeduide actiepunten voor rekening van [leverancier] blijven, terwijl de punten, die als onderhoud (0) zijn gekwalificeerd binnen de op grond van dat contract geldende lumpsum vallen. Daarnaast achten arbiters het redelijk en billijk dat [klant] aan [leverancier] betaalt hetgeen laatstgenoemde als normaal ten laste van de opdrachtgever komende activiteiten in het kader van projectbegeleiding heeft verricht zoals het oplossen van gebruikersfouten en het analyseren van de meldingen voorzover deze betrekking hebben op wensen of gevolgen van gebruikersfouten. [Z] heeft een hierop betrekking hebbende uren staat van [leverancier] bezien en deze niet als onredelijk gekwalificeerd. Arbiters komt het daarom billijk voor dat [klant] het betreffende bedrag ad Hfl. 35.825, - (ex BTW) aan [leverancier] betaalt.”
7.3 Op grond van het in paragraaf 7.2 gestelde hebben arbiters in het vonnis d.d.
knoop is doorgehakt en zij menen, dat het betreffende bedrag ad Hfl. 35.825,- (ex BTW) voor rekening van [klant] dient te komen.
Betwisting van de facturen
8.1 [Klant] heeft de hoogte van het totaal gevorderde bedrag betwist zonder daarvoor een nadere specificatie te geven. Aangezien het hier veelal gaat om vorderingen op grond van oude facturen, waarbij geen correspondentie is overgelegd, waaruit blijkt, dat deze facturen binnen de overeengekomen betalingstermijn zijn weersproken, ligt het vermoeden voor de hand, dat deze facturen eerst zijn geaccepteerd en pas later “pour besoin de la cause” of ten gevolge van een onzorgvuldige afhandeling van de debiteur zijn betwist. Dit vermoeden wordt ondersteund door het feit, dat de door [klant] als productie 4 bij Memorie van Antwoord overgelegde “voorbeelden van reacties op ontvangen facturen” gedateerd zijn op
8.2 Het argument, dat de facturen wegens vaagheid of onduidelijkheid niet (eerder) konden worden betwist, wordt verworpen, aangezien de overgelegde kopieën alle duidelijk zijn. Overigens wanneer wel van onduidelijkheid sprake zou zijn dan had een snel verzoek om een duidelijke factuur voor de hand gelegen teneinde een eventueel protest binnen de betalingstermijn te doen plaatsvinden. Het gaat niet aan naar willekeur deelbetalingen op facturen te doen en de rest zonder argumentatie op een rekening dubieuze crediteuren te boeken. Ook passeren arbiters het argument, dat het niet ondertekend zijn van werkbonnen thans een adequate betwisting van de reeds lang geleden toegezonden facturen zou zijn. Immers [leverancier] geeft een redelijke verklaring voor het feit, dat niet alle werkbonnen door [klant] hoefden te zijn ondertekend, omdat er ook werk is gedaan in de vestigingen van [leverancier] in [plaats] en [plaats] en bovendien [leverancier] terzake werk heeft uitbesteed aan derden. [Klant] is trouwens in zijn vaagheidsverweer niet consistent, omdat zij dit verweer in het algemeen aanvoert, terwijl op een door haar overgelegd overzicht van facturen op het totaalbedrag van Hfl. 508.707,21 slechts een gedeelte groot Hfl. 56.912,- in de kolom vaag/onduidelijk is vermeld.
8.3 [Klant] heeft nog gesteld, dat zij een aanzienlijk deel van haar betalingen als lumpsum heeft voldaan om [leverancier] aan het werk te houden zonder dat deze betalingen de betekenis hadden, dat zij de toegezonden facturen erkende. Dit argument is niet eerder schriftelijk tussen partijen gewisseld en is in strijd met de betalingsvoorwaarden, die in art. 2.2 van de
8.4 [Klant] verwijt [leverancier], dat zij de betalingen willekeurig op de openstaande facturen heeft afgeboekt en daarmee - ten onrechte - als betaling op een specifieke factuur heeft beschouwd. Naar het oordeel van arbiters is [leverancier] voorzover door [klant] als debiteur niet is aangegeven dat een betaling betrekking heeft op een specifieke factuur, vrij deze betaling af te boeken op de oudste openstaande factuur, waarvan de betalingstermijn van 30 dagen conform de
8.5 Ter zitting op
oplevering van het informatiesysteem [product 1]. Aan deze stelling gaan arbiters voorbij, aangezien een - niet uitgewerkte - schadevergoedingsactie ten deze een verweer betreft, dat niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, maar een langdurig en diepgaand onderzoek vereist.
8.6 [Klant] heeft de betwisting van het door [Z] redelijk geachte bedrag terzake van projectbegeleiding tijdens het deskundigenonderzoek ad Hfl. 35.825,- (ex BTW) niet gehandhaafd, zodat de betaling van dit bedrag voor toewijzing gereed ligt.
De afwikkeling van de betalingen
9.1 In het vonnis d.d.
9.2 Het bedrag van Hfl. 35.825,- (ex BTW) - vgl. overweging 8.6 - komt tevens reeds nu voor voldoening aan [leverancier] in aanmerking.
9.3 Voor wat betreft de meerwerkpunten, die zijn aangegeven op bijlage F bij het rapport [Z], en de betaling daarvan verwijzen arbiters naar hetgeen is gesteld in het vonnis d.d.
De nevenvorderingen
10.1 De vordering tot het opleggen van een dwangsom kan niet worden toegewezen, aangezien [leverancier] de veroordeling van [klant] vraagt voor de betaling van een geldsom.
10.2 De vordering tot betaling van het gespecificeerde bedrag aan contractuele rente dient te worden afgewezen, aangezien de berekening daarvan moet worden betrokken bij de afwikkeling van het totaal van het door [klant] verschuldigde bedrag, waarvan bij deze uitspraak slechts een voorschot wordt toegekend.
10.3 Voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van rechtskundige bijstand is art.
2.3 van de
10.4 De kosten van deze arbitrage worden gesteld op Hfl. 9.000,- (ex BTW) aan honorarium voor arbiters en op Hfl. 2.220,- (ex BTW) aan administratiekosten van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering, te dragen door [klant]. Het totaal van deze bedragen dient te worden overgemaakt op de rekening van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering te Wassenaar. Het bedrag dat reeds door partijen terzake bij voornoemde stichting in depot is gestort, zal op de verschuldigde arbitragekosten in mindering worden gebracht, waarbij [klant] het gedeelte dat dienaangaande door [leverancier] is betaald, aan laatstgenoemde dient te vergoeden.
Slotsom
RECHTDOENDE IN KORT GEDING ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID:
Veroordelen [klant] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis aan [leverancier] te betalen een bedrag van Hfl. 185.825,- (ex BTW) (zegge: eenhonderdvijfentachtig duizend en achthonderdvijfentwintig gulden) aan hoofdsom en Hfl. 27.900,- (ex BTW) (zegge: zevenentwintig duizend en negenhonderd gulden) aan buitengerechtelijke en gerechtelijke incassokosten.
Veroordelen [klant] tot betaling van de kosten van deze arbitrage tot en met de deponering van dit vonnis vastgesteld op Hfl. 9.000,- (ex BTW) aan honorarium en verschotten van arbiters en Hfl. 2.220,- (ex BTW) voor de administratiekosten van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering te Wassenaar.
Verstaan dat deze kosten zullen worden verrekend met de door partijen bij de Stichting Geschillenoplossing Automatisering in depot gestorte bedragen. Veroordelen [klant] het gedeelte van de arbitragekosten, dat door [leverancier] op de rekening van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering in depot is gestort aan [leverancier] te vergoeden.
Compenseren de overige kosten welke verband houden met deze procedure des dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Wijzen af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus gewezen te
[arbiter 1] [arbiter 2] [arbiter 3]